21 augustus 2024

Westmaas 2003

Rendementsverbetering door sturing knolzetting

De markt van aardappelen en aardappelproducten heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een markt met volwassen deelsegmenten. Versterkt door een meer vraag georiënteerde markt, de zoektocht naar ziekteresistente en tevens productieve rassen is het aanbod van rassen vergroot. Door deze grote hoeveelheid rassen is er reeds lang geen sprake meer van de aardappelteelt. Ieder ras heeft zijn specifieke eigenschappen en moet al naar gelang de bestemming uniek geteeld worden. Vanuit teelttechnisch oogpunt leidt dit proces dan ook tot veel vragen. Hoe kan immers een teelt worden opgezet met het meeste rendement? Een factor die veel invloed heeft op het uiteindelijke rendement is de knolzetting. Bij een situatie van voldoende zetting kan het rendement op verschillende manieren worden verhoogd:

  • meer kilo's in een beter betaalde maat,
  • grotere kans op goede kwaliteit,
  • minder kosten aan o.a. loofdoding.

Een natuurlijk afrijpend gewas geeft normaliter minder problemen in de bewaring door de dikkere schil die het heeft gevormd. Een afgerijpt gewas pootgoedaardappelen is bovendien minder gevoelig voor bacterieziekten en het probleem van moederknollen kan aanzienlijk minder zijn. Bovendien kan de inzet van loofdodingsmiddelen worden beperkt bij toepassing in een afrijpend gewas. Seizoen 2002 gaf veel problemen wat betreft het aantal knollen per plant. Een niet optimale zetting levert verscheidene problemen op:

  • Te vroeg doodspuiten van pootgoed in verband met de grofte kost kilo's, maar vooral rendement omdat de kleinere maat beter betaald wordt.
  • Bij tafelaardappelen kan een te lage zetting leiden tot vervroegd doodspuiten vanwege de maatverdeling, de bovenmaat wordt minder goed betaald.
  • Bij frites en chipsrassen kan de knolzetting eveneens een probleem vormen. Te lage zetting (te weinig tal) leidt veelal tot minder kilo's, maar bovenal tot kwaliteitsverlies als gevolg van groen, holheid en beschadiging.

Grote vraag is dan ook welke gegevens er beschikbaar zijn om op basis daarvan een situatie als in 2002 te voorkomen of bij te sturen. Al vrij snel blijkt dat het meeste onderzoek wat specifiek uitgevoerd is naar knolzetting summier en vrij algemeen is. Bovendien is het meeste hiervan gebaseerd op het ras bintje en minimaal 10 tot 15 jaar oud. In de loop der jaren is de gemiddelde bedrijfsoppervlakte van pootgoed en consumptiebedrijven gestegen. De invloed van zetting op het rendement is dus nog groter dan voorheen. Het is dan ook noodzakelijk dat er meer bekend wordt over het proces van 'knolzetting' in het algemeen waardoor er een betrouwbare vertaalslag gemaakt kan worden naar specifieke rassen. Welke factoren spelen een rol bij de vorming van het aantal knollen per plant en hoe kunnen deze factoren worden gebruikt om te sturen?

Aan de hand van ervaring en gegevens uit het verleden zijn op Westmaas 115 demoveldjes aangelegd in diverse categorieën. Dit zijn Chemie, Bemesting, Bewaring, Fysiologie, Grondgebonden factoren en Overige. In samenwerking met diverse bedrijven zijn deze veldjes tot stand gekomen. Daarnaast is er aan de hand van nieuwe inzichten, verwachtingen en deelonderzoeken een conceptteelt van pootgoed gelanceerd met als doel meer poters in de best betaalde maat te krijgen. Deze conceptteelt wordt vergeleken met de nu gangbare teeltwijze en heeft als doel de sector stil te zetten bij de vraag 'halen we het maximale uit de teelt van pootaardappelen met de kennis en rassen van vandaag?'.